Een verandering wordt alleen doorgegeven als het een verandering van de geslachtscellen is. De evolutie theorie gaat uit van een gezamenlijke voorouder. Dat zal waarschijnlijk een bacterie zijn geweest. Die gezamenlijke voorouder heeft zich voortgeplant en vanaf dat moment is de stamboom gaan vertakken. Inmiddels groeien die takken ook weer naar elkaar toe.
Lamarck was de eerste met een serieuze theorie over de evolutie. Hij zag langzame veranderingen in de natuur. Lamarck zei dat dingen die geleerd worden tijden het leven (zoals sterker worden of je nek strekken om bij een tak te komen) worden doorgegeven. Tegenwoordig weten we dat alleen veranderingen in geslachtscellen worden doorgegeven.
Darwin ging mee met de Beagle als bedrijfsarts. Ondertussen was hij ook natuurwetenschapper. Hij zag schelpen op bergen liggen en constateerde dat de berg ooit onder water was geweest. De wereld veranderd dus.
Terug in Engeland dacht Darwin na over drie dingen:
-Variatie in erfelijke eigenschappen.
-Natuurlijke selectie.
-Ontstaan van nieuwe soorten.
Darwin zag dat er variatie was in erfelijke eigenschappen, maar hij wist niet dat er DNA is en dat mutaties bestaan. Ook zag hij dat natuurlijke selectie plaatsvond zodra er te veel van een soort bestond. Dan stierven de zwakke en bleven alleen de sterke van het soort over. Degene met de meeste nakomelingen noemen we het sterkst. Ook zorgen natuurlijke veranderingen voor veranderingen van een dier. Zodra het ergens heel warm en droog wordt, blijven alleen de dieren die daar tegen kunnen over.
Ook besprak Darwin het bottleneck effect, dat is wanneer een populatie een sterke reductie ondervindt. Daardoor veranderd de samenstelling van de populatie.
Darwin zei dat alleen nieuwe soorten kunnen ontstaan als er sprake is van isolatie, zoals een eiland. Een soort is nieuw zodra er geen nieuwe nakomelingen van komen.
Dit is een korte samenvatting van wat er vandaag tijdens de periode is besproken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten